Hulptransport Oekraïne: ‘Erg dankbaar werk, dat doet goed’

Dick Groeneveld

Dick Groeneveld heeft in de ruim 40 jaar dat hij chauffeur is al de nodige kilometers gemaakt. Maar in deze lange carrière hebben de kilometers die hij eind vorig jaar reed voor een hulptransport in opdracht van de Stichting Oekraïne Projecten zonder twijfel de meeste indruk op Dick gemaakt.

Dat moet ik doen
Dick was vorig jaar februari 40 jaar bij ForFarmers in dienst en is inmiddels wat aan het afbouwen. Vrije uren die hij nog had staan zet hij in om wat minder te werken. Maar toen hij gevraagd werd een hulptransport te rijden, hoefde hij niet lang na te denken. “Mijn buurman vertelde me eind vorig jaar dat de Stichting Oekraïne Projecten een chauffeur zocht voor een hulptransport. Toen dacht ik: ja, dat moet ik doen. Je hoort en leest dagelijks over de situatie in Oekraïne en dan is het toch mooi als je iets kan doen om ze daar te helpen. Dus ik heb vrije dagen ingezet om deze rit te kunnen maken”, vertelt Dick.

Volle trailers met goederen en voedsel
Stichting Oekraïne Projecten is een Nederlandse stichting gevestigd in Hattem. Een van de doelstellingen van de Stichting is hulpverlening aan kansarme mensen in West-Oekraïne, met name in de vorm van kleding, voedsel, aggregaten en andere benodigdheden. Door de oorlog is hier een enorm tekort aan. Met regelmaat gaan er volle trailers met goederen en voedsel vanuit Nederland naar Oekraïne toe.

Kilometers vrachtwagens aan de grens
Dick: “Het is een lange rit, 1800 kilometer via Duitsland en Hongarije tot aan de Oekraïense grens. De grenspassage is een flinke hobbel; je moet aan veel regels voldoen en die veranderen ook nog regelmatig. De ingevulde formulieren moeten exact kloppen met de lading en dat wordt allemaal gecontroleerd. Dat betekent dus urenlang wachten. Voor de grens staat een file van zo’n vier tot vijf kilometer met alleen maar vrachtwagens. En om het nog lastiger te maken: bijna niemand spreekt Engels.”

Het lossen van de goederen

Bureaucratisch
Na de grenspassage is het nog een rit van zo’n 60 kilometer tot aan de transporthub van de Stichting. “Het lossen en opslaan van de spullen in het lokale depot gebeurt ook onder toezicht van de douane. Wat dat betreft is het allemaal erg bureaucratisch. Maar goed, als je ziet hoe blij de lokale bevolking is als ze de spullen in ontvangst nemen, dan weet je waar je het voor doet”, vertelt Dick met een glimlach.

Je weet niet wat je ziet
Vanuit de transporthub gaan de spullen met kleinere transporten verder het land in. “Onze hulp is daar echt nodig. Je weet niet wat je ziet als je er de eerste keer komt: kinderen op blote voeten bij een temperatuur van 5 tot 6 graden, schamele kleine huisjes waar complete gezinnen wonen. Het is zo schrijnend. De armoede grijpt je echt aan. Daarnaast hebben ze door de oorlog maar 2 tot 3 uur per dag stroom, alleen weten ze nooit wanneer. Vandaar ook de behoefte aan aggregaten”, zegt Dick. “Het was heftig om te zien, maar ik ben blij dat ik het heb gedaan. En 16 februari ga ik weer. Dan zet ik weer wat vrije dagen in. Weet je, die mensen hebben helemaal niets, dus het is erg dankbaar werk, dat doet goed.”